Interview Evert Schneider

Evert Schneider speelde in de jaren 60 Davis Cup voor Nederland, is erelid van Leimonias en een ware tennisliefhebber met veel tenniskennis en prachtige verhalen. Hoog tijd voor een uitgebreid interview, aan Michaël van Basten Batenburg de eer...

 

Evert Schneidert is al op het park van Leimonias aanwezig als ik aan kom lopen. Stijlvol gekleed in een blauw jasje zit hij op het overdekte terras te wachten. We lopen naar het Hans van de Wegpaviljoen om plaats te nemen in de bestuurskamer van Leimonias. Omringd door vijftig jaar oude houten rackets, foto's uit de historie van de meer dan 135 jaar jonge tennisvereniging en diverse trofeeën waarvan het herkomst niet altijd meer duidelijk is gaat Evert het gesprek aan, om zijn persoonlijke tennishistorie en kijk op de ontwikkeling van de tennissport voor het Leimonias archief te bewaren. Ontspannen, en sprekend in een rustig tempo met zorgvuldige woordkeuze vertelt Evert over zijn tennisleven en ontmoetingen met de groten der aarde die hij heeft gekend. 

M: Evert fijn dat je bereid bent dit interview te geven. Je bent altijd een prominent Leimonias lid geweest, erelid, oud-president, meer dan twintig jaar speler in het eerste team en ook internationaal heb je je sporen verdient in het tennis. Jouw kennis over een periode binnen het tennis die ruim achter ons ligt is aanleiding geweest voor dit interview. Jij maakte deel uit van de gouden era van het (houten racket) tennis.

Evert: de verandering is gekomen nadat ik opgehouden was met toptennis. Die grotere rackets, dat kwam daarna. Ik heb alleen met het houten racket gespeeld. De topspin periode stond nog in de kinderschoenen. De enige die dat kon, dat was Tommie Okker. Hij  wist niet hoe hij dat deed, maar hij kón het gewoon. Het was heel erg moeilijk om dat te doen met een houten racket, en we speelde eigenlijk alle ballen 'vlak'. Een rallye van tien slagen kwam bijna niet voor, het maken van fouten was makkelijker. Een ander verschil zat in de schoenen, dat wordt vaak vergeten. De schoenen van nu, die maken mij jaloers ! Toen ik begin speelde ik op Romica schoenen, dat was al heel wat. Je moest de bal perfect voor je raken. En de bal voor je raken, met je linkervoet voor bij de forehand. 

M: Ik heb een heel scala aan vragen voor je Evert, laten we beginnen bij ‘het begin’. 

Evert: ik ben van februari 1942, een oorlogskind. Ik herinner mij door mijn moeder naar de WW (WassenaarseWeg) gebracht te worden met een korte broek en een blazertje aan. Dat was in april 1952 en dat was vroeg om met tennis te beginnen. Ik woonde op de Van Alkemadelaan. Er is daar eigenlijk heel weinig veranderd sinds die tijd.. HVV was er al wel en het was van dezelfde eigenaar als het tennispark. 

Mijn moeder zette mij af om er zeker van te zijn dat ik in de goede rij van kinderen ging staan. Iemand gooide je een bal toe en keek dan of je die bal kon slaan. Nou, dat ging wel. Ik begon op de eerste baan aan je rechterhand. Daarna ging ik naar OTC, dat was een hele stap. Ik was er wel heel dol op. Mijn dochter heeft er een hele loopbaan achter de rug.

M: Je hebt drie kinderen die allemaal tennissen ? 

Ik heb twee dochters en één zoon en mijn dochters tennissen ook, en eveneens op hoog niveau. En kleinkinderen ? Ja zeven, en de oudste kan echt goed tennissen. Die is net terug uit North-Carolina. Ik speel ook wel met ze, spelletjes op de baan. Beetje 'kunsttennis' noem ik dat. In die tijd speelde je alleen in de zomer. Er was één tennishal, die in Marlot. In de winter werd niet gespeeld. Dat deed ik voor het eerst op Houtrust, naast de Haagse kunstijsbaan, in 1956. Daar lag een betonnen baan. Dat betoon lag mij goed. Ik was eigenlijk een luie tennisser maar op beton kwam de bal naar je toe. Ik vind eigenlijk binnen spelen nog steeds prettiger dan buiten. Op OTC ben ik vier jaar lid geweest, veel geleerd daar, maar niet geëindigd in het eerste team. In 1958 werd ik in Hilversum jeugdkampioen van Nederland, finale tegen Jacques van Toor, ik denk dat het het 6-3 6-4 was of zo. Ik kreeg de "Des Tombesbeker" (een schild), die al sinds 1925 bestond, die staat vast nog bij de KNLTB. We promoveerden dat jaar met het tweede team naar de eerste klasse.  Bram Houps was mijn eerste trainer, zijn kleinkinderen runnen nu het tennispark in Mariahoeve. Ik leerde alleen forehand en backhand, pas later kwam de volley. De speelstijl die mij werd aangeleerd was "recht naar achteren, recht naar voren". Evert lacht. Slice kon wel met een houten racket maar topspin, dat ging niet. 

Ik hockeyde op het VCL en voetbalde in de buurt maar het was toch vooral tennis. In die jaren (1952-1955) was er eigenlijk niks te doen. Ik woonde gewoon op OTC. En als ik lastig was, dan werd ik door de groundsman voor 10 minuten in het gravelhok gestopt. Dat staat er nog steeds. Ja ik was wel lastig, ik wilde spelen en afschrijven daar deden wij niks aan. Op baan was ik heel lastig. In die tijd kon je de umpire gewoon wegsturen en dat heb ik wel gedaan ook. Dat deed ik in Hilversum ooit tegen Piet van Eijsden. Dat kan natuurlijk nu helemaal niet meer. De tegenstanders wisten ook wel dat ik lastig kon zijn, maar ik was geen "enfant terrible" of zo. Tennis was een keurige sport, zeker hier op Leimonias. Spelers van andere clubs die hadden daar wel ontzag voor. Er werd gezegd: "je mag overal vervelend doen, maar niet op Leimonias". 

M: Hoe kwam je terecht op Leimonias ? 

Ik werd door Hans van de Weg gevraagd in de winter van 1958, toen ik jeugdkampioen was geworden. En Leimonias, dat was het gewoon. Ik kende de spelers uit het eerste team heel goed. Ik had alle "Scheurleer" toernooien waar ik aan meedeed gewonnen. Ik kwam dus in 1959 naar Leimonias en moet door de ballotage-commissie, ook je ouders moesten meekomen. Ik hoefde echter niet "voor te spelen". Dat was wel gebruikelijk als je lid wilde worden, maar men had mij gevraagd voor het eerste team te spelen. En alles natuurlijk geheel in het wit. Was dat streng ? Ja, heel streng. Mensen werden van de baan gehaald als ze niet in het overwegend wit speelde. Klein Marlot doet dat nog steeds. Leimonias heeft die strijd al 20-30 jaar opgegeven. Je moet toch met je tijd meegaan. Maar ja,  als je in het zwart speelt kan je ook niet 'net' zwart spelen. Ach, ik ben zo trots als ik die Leimonias kleding zie, dat is toch fantastisch. Iedereen zou eigenlijk die kleren moeten aanschaffen. 

Ik speelde in mijn eerste jaar de derde single bij Leimonias. Onze eerste wedstrijd was tegen Thor- Rood/Wit (nu Hanenburg). Een beladen duel. Ik won met 6-3 7-5. Ik dubbelde met Johan Koerts, later hoogleraar econometrie, die vooral achterin tegen het hek aan speelde. Maar wij verloren nooit één wedstrijd samen. En ik mixte met Trix Sauter, een prachtige vrouw.  Ik was toen pas zeventien jaar en dus nogal onder de indruk. 

M: Evert, de rackets en de ballen waar je toen mee speelde, wat kun je daarover zeggen ? 

Ik had les van Joop de Mos, de beste trainer van Nederland. Hans van Dalsum had mij beloofd dat ik twee rackets mocht uitzoeken als ik jeugdkampioen werd. Dat werden toen twee Dunlop Maxply's, met darmbespanning. Ik heb daar 15 jaar mee gespeeld. Later kwam ik bij Slazenger terecht. Dat had te maken met de vergoeding van de mensen die in het eerste team speelden. Hans Van Dalsum wilde daar niet aan beginnen. Maar Jan Vermeulen deed in Slazenger en Pinguin, en die wilde dat wel doen maar ik moest dus switchen naar Slazenger. Dat had te maken met de – allereerste – sponsoring van het eerste team. De eerste keer dat ik er mee speelde haalde ik het racket uit de tas en iedereen vroeg: "Evert, wat is dit ?" Ik had een loyaliteitsconflict tussen Leimonias en Hans van Dalsum maar koos dus voor Leimonias. Het moet rond 1970 geweest zijn, maar ik speelde nooit meer met de Maxply. Ach, het kwam toen allemaal uit dezelfde fabriek. We speelde allemaal met Dunlop ballen, en die waren natuurlijk ook wit. De gele ballen kwamen in zwang vanwege de televisie. In Amerika werd op blauwe banen gespeeld en zelfs even met blauwe ballen maar dat werkte niet. Ik hield ervan als er al met ballen was gespeeld, die waren dan sneller. Dat kwam mijn spel ten goede. Ook de harde banen bij droogte waren in in mijn voordeel. Ik vroeg er de groundsman wel eens om om drie weken niet te sproeien. 

Mijn speelstijl was aanvallend. Het was met dat kleine racket moeilijk om te verdedigen. Pas veel later heb ik mijzelf een topspin backhand geleerd. 

M: Tom Okker was het voorbeeld toch ? 

Ja, ik ben de laatste die van Okker kon winnen naderhand werd hij veel te goed. In 1965 speelde ik nog een de finale van de nationale kampioenschappen tegen hem, waar ik verloor in drie sets maar hij was toen al steengoed. Okker kon meer dan anderen, hij was sneller en zijn volleytechniek was zeer apart. Hij kon dingen die anderen niet konden. Ik probeerde dat te leren maar dat lukte niet. 

M: Het dubbelspel ! Daar wil ik het ook met je over hebben. Hoe kijk je daarnaar ?

Al die spelers kunnen nu een harde dalende bal slaan. Dat kon niet met een houten racket dus sloegen wij een zachte bal terug. Hard serveren ging ook nog niet, en oplopen in de dubbel was eigenlijk de norm. Vroeger werden dubbels nog live uitgezonden maar nu komt er niemand meer naar kijken. Tot 1975 speelde alle goede singelaars mee in de dubbel, zoals ik op het Melkhuisje tegen Fraser en Emerson spelen. Je ziet nu dat het dubbelen een specialisme aan het worden is. Zoals Rojer. Maar het financieel verschil is te groot. Je kunt als singelaar echt een goed inkomensniveau bereiken, maar in het dubbel is dat anders. Tennis is een spel van data en getallen geworden. Wij wisten daar niks van en dus niets over onze tegenstanders. Maar nu wordt het wetenschappelijk benaderd.

M: Wat kun je vertellen over jouw nationale tenniscarrière ?

Ik heb twintig jaar in het eerste team gespeeld maar slechts één keer de titel gewonnen. Evert zucht even diep. Het kruisingsweekend werd in 1976 door Hans van de Weg bedacht om het wat aantrekkelijker te maken. We speelde zes zondagen en ook wel eens een dag niet. Maar het was allemaal met eigen mensen. Iedereen was hier op Leimonias opgegroeid. Dus ik was in wezen de eerste geïmporteerde speler. En OTC was daarom boos. Evert moet even lachen. Nu niet meer hoor !

In 1963 verloor ik de finale in de Nederlandse kampioenschappen van (Jan) Hajer en in 1969 van (Niek) Fleury. In 1970 had ik zelfs een matchpoint voor de titel, maar won ik helaas niet. Het is altijd een kras op mijn ziel geweest. Het was tegen (Fred) Hemmes. In de dubbel heb ik wel twee keer met Jan Hajer gewonnen, beide keren in vijf lange sets. Het was in die tijd altijd vijf sets vanaf de eerste ronde. De rallies waren veel korter dan nu dus het duurde ongeveer twee uur, dat was het wel ongeveer. Niet zoals tegenwoordig, dat er wedstrijden van vijf uur worden gespeeld. De kans op het maken van fouten was zoals ik al zei, veel groter. Het gaat in deze tijd wel erg "hard", maar niet erg "snel". Alleen Nadal zie je de bal op het hoogste punt nemen, zoals wij dat probeerden. Dan speel je sneller. Maar door de komst van topspin is dat wel veranderd. Het ziet er nu beter uit dan het eigenlijk is. Er komen  zoveel ballen kort, maar het tempo van de wedstrijd is aanzienlijk lager. 

M: Ik noem John McEnroe en Arthur Ashe als voorbeelden van spelers met een oude stijl. McEnroe wisselde in 1983 van een houten racket naar een graphite exemplaar. Hij sloeg iedereen het jaar er op van de baan af. 

En die wissel kostte 150 mensen hún baan, zegt Evert prompt. Die hoefden geen houten rackets meer te produceren. Het spel veranderde daarna snel.  De laatste Nederlander die klassiek naar voren kwam op zijn eerste service dat was Jan Siemerink. Maar dat kan op Wimbledon niet meer, want de return is veel te goed geworden. 

M: Ik zag dat de toenmalige oud-wereldtoppers Vitas Gerulaitis (ATP 4) en Ilie Nastase (oud ATP nummer 1) bij het honderdjarig bestaan aanwezig waren op Leimonias. 

Ja, als herinnering aan het fameuze "Leimonias Tennis Gala" dat van 1978 tot 1981 iedere zondag na de herenfinale van Wimbledon - dat was op zaterdag - op het park werd gehouden maar dat niet meer door kon gaan omdat de herenfinale op Wimbledon vanaf 1982 op een zondag werd gespeeld en het Tennisgala dus zonder publiek zou zitten. Het was veel werk om dat gala te organiseren, maar er kwamen toen grote namen naar Leimonias, zoals Arthur Ashe, Billie Jean King en Martina Navratilova. Ik zal maar niet zeggen wat ik Navratilova heb moeten betalen voor haar deelname.  

Ik heb Tracy Austin opgehaald van Schiphol. Ze wilde graag een windmolen zien, dus heb ik haar naartoe gereden. En daarna wilde ze naar Madurodam. Tegen Arthur Ashe heb ik ooit in Amerika gespeeld in de finale van een jeugdtoernooi. Ik verloor krap in een derde set van hem daar was ik best trots op. In die tijd waren de verschillen tussen de spelers op achttienjarige leeftijd nog niet zo groot want iedereen maakte gewoon zijn school af. Ik was de eerste Nederlander die ooit meedeed aan de "Orange Bowl" in Miami, Florida. Dat was in 1959. Ik vloog met de 'Superconstellation'. In die tijd een unieke ervaring voor iemand die net van school af was.   Ik verloor daar in de eerste ronde van John Newcombe (later meervouwig Wimbledon winnaar). Ik heb er nog wel een zilveren beker aan over gehouden, die ik al jaren thuis als suikerpot gebruik. 

M: Je hebt ook Davis Cup gespeeld

Jazeker, één keer. De wedstrijd die ik gespeeld heb was ongehoord bijzonder. In 1962 was de perstribune geheel gevuld omdat de Sovjet-Unie voor de eerste keer in de tennisgeschiedenis meedeed en op de Mets te zien was. Toomas Leius deed mee, dat was een Est. Ik kreeg laatst nog de groeten van hem. 

M: Tennis was daar toch een elite sport ? 

Inderdaad, en het was ook geen Olympische sport, dus lag de interesse van de Sovjets er niet echt. Andrej Likatsjev deed ook mee. We verloren met 5-0 op een steenkoude Mets. Na afloop was er een diner in Hotel Terminus aan de Korte Poten vlak na de bouw van de muur. De voorzitter van de KNLTB, de heer Muntz, wilde zijn eigen vertaler meenemen,. Muntz bracht de Muur ter sprake maar dat viel heel slecht bij die Russen. 

Ik zat wel zes jaar in het Davis Cup team maar ik speelde dus maar één keer. Doorgaans waren dat Okker en Hajer, ik zat op de reservebank. Voor Okker was het nogal tragisch omdat hij niet iemand had die hetzelfde niveau naast zich had. Louk Sanders kwam in ‘ranking’ best dichtbij met een notering van nummer 78 op de officieuze ranglijst die door journalisten werd samengesteld.

M: En je speelde internationale toernooien

Ja, enige jeugdkampioenschappen tot 21 jaar. Bij de "Coupe Galea" heb ik de tweede prijs behaald. Ook heb ik in 1964 de tweede ronde van de US Open gehaald, nadat ik de Duitse kampioen Ingo Buding versloeg, van wie ik altijd verloor.  Op gravel kon ik niet van hem winnen, dus ik was daar erg tevreden over. In de tweede ronde verloor ik met 8-6 in de vijfde set.  Voor Europeanen was het seizoen tegen die tijd afgelopen en de Amerikaanse tennisbond liet in 1962-1964 een vliegtuig charteren voor de "National Championships", waar Europese tennisspelers op konden intekenen. De Amerikanen zagen dat als iets prestigieus, zij wilden het tennis verder ontwikkelen. Ik kreeg in 1962 nog een uitnodiging maar in 1964 niet. Desondanks kon ik toch meevliegen dankzij een tip van een bevriende Engelsman. Ion Tiriac (later coach van Vilas en Becker) was namelijk niet komen opdagen en ik mocht toen dus mee. Het was wel de laatste keer, ik studeerde af in 1966. En ik moest  daarna  in militaire dienst (Luchtmacht) en dat duurde 22 maanden, een carrière zat er dus niet meer in toen het tennis in 1969 open werd gesteld voor de professionals.  Ik was toen al 27 jaar en ik ging trouwen. Wimbledon werd in 1969 voor het eerst betaald. Rod Laver won toen als eerste prijs vierduizend pond. Zet dat af tegen verlies in de eerste ronde nu, dan krijg je 45.000 pond. Ik heb op Wimbledon gespeeld in 1958/1959 in het jeugdtoernooi en verloor (twee keer) van een Indiër. Niet op het centre court, dat wordt alleen bij het grote toernooi gebruikt, maar wel in Leimonias verband. Toch heel bijzonder om daar gespeeld te mogen hebben.   

M: Heb je nog vriendschappen overgehouden aan het tennis ?

Ja, je kende elkaar heel goed. Ik telefoneer bijvoorbeeld één keer in de drie maanden met Frew McMillan, van wie ik trouwens nooit verloren heb (Evert gniffelt). Frew heeft in de kwartfinale op Wimbledon gestaan maar is veel bekender als dubbelspeler (met de witte pet). Dat werd een goede vriend van mij, en ik heb aan het tennis verder veel Engelse vrienden over gehouden, mede dankzij de Nederlandse Internationale Tennisclub. 

M: Leimonias kwam dankzij jou in het bezit van "Het cahier van Henk Timmer". Jij kent veel mensen die daarin worden genoemd... 

Evert neemt het cahier ter hand en bladert het door. Ik wist dat het cahier er was. Evert noemt enkele van de namen op die in het cahier staan: Diemer Kool, Scheurleer, Timmer, Patijn, Broese van Groenou ... Er staan veel handtekeningen in het cahier die we goed kunnen herkennen. Ik leg uit dat het gehele cahier gedigitaliseerd is en binnen afzienbare tijd op de website van Leimonias te bekijken zal zijn voor de leden. 

In 1927 is "Big" Bill Tilden op De Mets geweest (drievoudig Wimbledon kampioen). Hij was daar met Helen Wills (Moody), daar heb ik een collage van gemaakt die ik aan De Mets kado heb gedaan.  Helen Wills kon goed tekenen en heeft zichzelf getekend in het cahier. Ook de naam van Kea Bouman staat er in, de enige vrouwelijke Nederlandse winnares van Roland Garros (1927). Cilly Aussem, Wimbledon finaliste uit 1931 staat er in - een voorloper van Steffi Graf - en ook de Prins Der Nederlanden, Prins Hendrik, hertog van Mecklenburg. Waarom dat zo is, dat weet Evert niet, maar het verleent het cahier Koninklijke grandeur. Jean Borotra is getekend. Ja die heb ik nog goed gekend zegt Evert. Ik kreeg kerstkaarten van hem.  Ook Rene Lacoste heeft Evert ontmoet. De naam Zerlendy, die frequent voorkomt in het cahier, zegt Evert echter niets. De meeste andere echter wel. De naam Di Stefani valt, volgens Evert onverslaanbaar voor de oorlog. Elsworth Vines heeft getekend, weer een andere oud Wimbledon winnaar staat in het cahier, evenals Fred Perry de laatste Engelse winnaar van Wimbledon (1935, 36 en 37). Over diens legendarische tegenstander Gottfried Von Cramm, die Stalingrad overleefde en in onmin met de Nazi's raakte vertelt Evert een lang en boeiend verhaal dat zijn grote interesse in de voorloorlogse periode laat zien. Von Cramm is één keer terug geweest op Wimbledon, in 1951 en toen speelde hij tegen Jaroslav Drobny, hij kreeg toen een ovatie op het centre court van maar liefst 25 minuten aan één stuk. Dat zegt toch wel iets. Ook Don Budge, de enige man (samen met Rod Laver) die ooit het Grand Slam won (in 1938) staat met zijn naam in het cahier. Uit de jaren vijftig staan Pancho Segura en Pancho Gonzales in het cahier, twee grootheden uit de jaren vijftig. Evert heeft Gonzales vaak zien spelen. Ook de namen van Lew Hoad en Jack Kramer worden genoemd, en dan 'stopt' het cahier. Het is een ongelooflijke bundeling van de crème de la crèma van het (inter)nationale tennis in de tijd voor en na de Tweede Wereldoorlog. 

Evert speelt zelf nog een enkele keer. Hij zou graag nog eens met zijn dochter Florentine dubbelen tegen Tom Van Dijk en Nanette Farwerck. Of het er ooit van komt, dat zullen we zien, grapt Evert. Leimonias heeft Evert veel gegeven, ook zijn echtgenote heeft hij er leren kennen. Ik hoop dat ik iets terug heb gegeven, zegt Evert met een glimlach. 

We besluiten dat we ermee stoppen, we zouden echter nog lang door kunnen praten. Evert weet enorm veel van het tennis en vindt het duidelijk aangenaam daarover te spreken. Hij zit vol verhalen die hij deels vernomen heeft van anderen, vooral over de oorlogstijd. De overval van de Duitsers op Leimonias in 1940 is daar een voorbeeld van. Wellicht dat we daarop in een volgend gesprek nader ingaan, zo besluiten we. Evert neemt afscheid en loopt het park van Leimonias weer op. Ik realiseer mij dat het een bijzonder gesprek was en hoop dat Evert nog vaak zelf op Leimonias zal komen om over tennis te spreken, de geschiedenis ervan maar vooral ook graag over het tennis van tegenwoordig. 

12 juni 2022

Michaël van Basten Batenburg

 

Nieuws Overzicht